Aarden op zee - Greetje Tops Inkijkexemplaar

Page 1


Deel drie – Aarden op zee

12.

Deel vier – Vergankelijkheid

16.

Deel

Proloog

13 maart 2022, dag 29, Stille Oceaan 09°48.685’ Zuid, 123°33.522’ West

‘Nog steeds hetzelfde uitzicht,’ mompel ik vanuit de kuip naar binnen. Met een tandenborstel in mijn mond en een kam tussen mijn bikinitopje tuur ik minutenlang om me heen. Een blauwe woestijn. Het is dag 29 op zee en het zal zeker nog een week duren voordat we land in zicht krijgen. Frans-Polynesië, een eilandengroep midden in de Stille Oceaan, praktisch aan de andere kant van de wereld. Een paradijs op aarde, waar je vrijwel alleen maar per boot kunt komen en waar van horen zeggen nog steeds kannibalen leven. Het is nog maar negen uur ’s ochtends en het wordt al heet. De komende uren schijnt de zon recht de kuip in, dus blijven we zoveel mogelijk binnen schuilen. ‘Wat zeg je?’ Niels strompelt uit bed. ‘Dat ik straks een verjaardagscake voor je ga bakken, kom eens hier…’ KUS! Voorzichtig haal ik een kam door mijn ziltige haar. De losse haartjes worden dit keer niet door de wind meegenomen. Ze dwarrelen door de kuip om ergens in een hoekje te verzamelen tot een mini-tumbleweed, zoals in een western. Het bosje kriebelt rond mijn blote voeten. Er is namelijk helemaal geen wind. De zeilen flappen tegen de verstagingen en de

giek beukt op en neer. FLLLAP… KEBENG! Black Moon schudt ervan. ‘Ik weet het,’ sus ik haar. Het doet ons alle drie zeer.

Eerder deze oversteek is Niels het water al ingegaan om het onderwaterschip te controleren. Wellicht hangt er wel iets aan het roerblad dat ons zo vertraagt. ‘Aha, ik dacht het al: dit zijn dus de boosdoeners.’

Vanaf de zwemladder ziet Niels vingerlange eendenmosselen onder de boot meeliften. Dit soort aangroei remt ons enorm af. Wekenlang schuifelden we zo loom als een bejaarde galapagosschildpad vooruit.

Toen we eindelijk de evenaar passeerden, bleek de beloofde passaatwind niet sterk genoeg. Koortsachtig bekijken we een nieuw weerkaartje. ‘We moeten het onderwaterschip schoonkrabben, anders komen we in dit windstiltegebied terecht.’ Ik gooi een reddingslijn uit en blijf op haaienwacht staan, terwijl Niels, gewapend met duikbril en krabber, overboord springt. Na een halfuur ploeteren en krabben zetten we weer zeil. Het scheelt zeker een knoop snelheid, dus dat geeft wat moed.

Na al die eentonige dagen achtereen zal het vandaag niet veel anders zijn. Toch probeer ik er een speciale dag van te maken. Niels is namelijk 37 jaar geworden, zijn tweede verjaardag op onze reis. En dit keer zijn we met z’n tweeën, midden op zee. Eigenlijk zijn we vermoeid en gefrustreerd vanwege de vele zeilwisselingen en de verwoede pogingen om het onderwaterschip schoon te houden. Alles om een beetje meer snelheid in het schip te krijgen. We tellen er gemiddeld zes op een dag: genua mét of zónder boom, kotterfok erbij of juist eraf, grootzeil vol of toch maar gereefd. ’s Ochtends het gepuzzel met lijnen om het lichtweerzeil te zetten, om die vervolgens ’s avonds uit veiligheid weer naar beneden te sleuren.

Vóór vertrek had ik nog een romantisch beeld bij zo’n flapperend zeil. Dan lees je gewoon een boekje of spring je in het water om af te koelen, dacht ik. Ik had het nog niet verder overdacht. In de praktijk blijft het niet bij wat geflap. Bij lichte wind krijgt de deining namelijk de overhand, zoals op dit moment. De hele boot slingert heen en weer

en alles krijgt continu op z’n donder. Zowel boven- als benedendeks.

Er kraakt, bonkt, slaat, schuift, schavielt altijd wel iets. We bewegen wel, maar komen amper vooruit. Met als gevolg dat we zomaar dagen en dagen langer op zee zitten.

Het verse voedsel is inmiddels op. Het fruitnet onder het zonnepaneel, dat bij ons vertrek uit Panama nog uitpuilde met papaja’s, mango’s, ananassen en pompoenen, wappert al een week nutteloos in de wind. De voorraad aan blikvoer begint te slinken en de waszak te stinken. Er is nog maar een klein beetje diesel over, voor nood. Brood bakken doen we zelf en de vislijn sleept al dagen vergeefs in ons kielzog. In deze blauwe woestijn met niets.

Wekenlang al hebben we geen andere boten gezien, geen dolfijnen voor de boeg, noch een vis aan de lijn. Verschijnt er ineens iets op de horizon of uit het water, dan heeft dat de impact van een granaatinslag. Dat verandert de hele dag.

Maar er verschijnt niets en de verveling neemt dus toe. Niels is binnen op zoek naar zijn geluksaasje, een roze-paars inktvisje dat hij op de valreep heeft gekocht. En zoals altijd worden de spullen ergens diep in het ruim weggestopt om ze vervolgens ergens midden op zee weer op te diepen. Alsof we iets anders te doen hebben.

‘Een lek!’ hoor ik ineens vanuit de achterkajuit. ‘Haha, grapjas,’ roep ik terug. Typisch Niels denk ik nog. Na zeventien jaar weet hij me nog regelmatig op de kast te jagen. Totdat hij in de kajuitopening verschijnt. Zijn zongebruinde snoet ziet ineens lijkbleek. ‘Zit daar nou niet zo te ginnegappen en kom zelf kijken.’ Mijn glimlach verstijft. Hij meent het serieus. De rode windvaan houdt ons op koers, ook de kust op ruim duizend mijl afstand lijkt me veilig genoeg om mee naar binnen te gaan. Niels wijst me de plek: ‘Daar, waar de opbergkratten normaal staan. Voel maar op de bodem.’ Via het gangetje kruip ik naar achteren. Ter hoogte van het roer en de scheg steek ik mijn wijsvinger in het zompige tapijt. Ik proef – en slik: zout!

We piekeren erop los. Blijkt ons schip na ruim een jaar zeilen niet oceaanwaardig? Ligt het aan dit type schip of aan Black Moon zelf? Hadden we dit kunnen voorkomen? Wat als we nu het roer verliezen? Of nog erger: de boot volstroomt? Hoe nu verder?

De moraal aan boord keldert tot diep onder in de bilge, daar waar alle vuiligheid van de boot zich ophoopt, maar waar het vooralsnog wel droog is – ondanks de lekkage. We voelen ons bevangen door onzekerheid.

De lekkage is nog niet zo hevig dat de hele boot vol water loopt, maar als ons vermoeden over de oorzaak juist is, dan neemt dat al ons vertrouwen in het schip weg. Werktuiglijk nemen we de voorzorgsmaatregelen nog eens door. Bilgepomp: staat op automatisch, alarm idem. Reddingsvlot: is van het slot. Grab-bag: ligt klaar met handkompas, onze paspoorten en een overlevingspakket. Maar zover is het nog lang niet. We verlaten het schip pas als het onder onze voeten vandaan zinkt.

We hebben dus tijd. Niet om alsnog een chocoladecake te bakken, dat is het andere uiterste, maar om na te denken. Onze gedachten schieten van praktische oplossingen naar uiteenlopende doemscenario’s en terug.

‘Waren we maar lekker in de Carieb gebleven,’ mijmer ik. ‘Of met een camper op reis gegaan.’ Zo’n sleurhut duw je gewoon aan de kant van de weg. Dan trek je eerst een blikje bier open en ga je er lekker een nachtje over slapen – het probleem los je de volgende dag wel een keer op. Of je belt de Wegenwacht. Wij hebben geen hulplijn. Wij dobberen hier op ons bootje van tien meter, met al ons hebben en houden, midden op de oceaan, volledig op elkaar aangewezen. Een groots avontuur. Maar we zijn zo klein, nietig en kwetsbaar. Wellicht eindigt onze reis hier wel. Of anders zo meteen op het eerste het beste Markiezeneiland. Gevalletje enkele vlucht terug naar Nederland. Terug naar start.

DEEL EEN –

ONTWORTELEN

Ontwortelen begint niet op het moment dat we de trossen losgooien. Het begint al veel eerder –bij een ingeving, een droom, een besluit dat vervolgens onze hele wereld op z’n kop zal zetten.

Huisje, bootje, beestje

April 2018. ‘Te koop’ staat er in grote letters boven onze voordeur. De raamkozijnen zijn omlijst met frisgroene bladeren en trossen gele druiven. Tien jaar geleden plantten we twee van die wijnstokken, eentje voor en eentje achter het huis. Een eigen huis, samenwonen, een grote stap in ons leven. Nu is de druivenstruik flink teruggesnoeid om het verkoopbord beter zichtbaar te maken. Fokje glipt langs mijn benen en springt snel door het kattenluik, klaar voor zijn ochtendroutine. Zijn route loopt standaard via het stadshaventje, dan over de wallen, richting de verenigingshaven van Heusden. Ook hij is fan van bootjes. Alleen minder van het onze, want dat gaat schuin. Daar, op steenworp afstand, kochten we ons allereerste bootje en leerde Niels me zeilen. Huisje, bootje, beestje. En dus een druif. We hadden het maar mooi voor elkaar, zo.

Ik doe de deur achter ons op slot. ‘Werk ze, lief, vanavond gelijk door naar de werf?’ Een retorische vraag, waarna we onze eigen weg gaan.

Hij naar Tilburg, ik naar Den Bosch. Nu ons huis te koop staat, moeten we de boot, waar we straks jarenlang op gaan wonen, zien klaar te maken.

‘Greetje, kijk hier. Ik heb weer een kandidaat gevonden.’ Niels toont me de advertentie. Een Taling 33AK, nog nooit van gehoord. Maar ik

ben ook geen kenner, zoals hij. Ik zie vooral een zwart schip, met een klassieke lijn – dat herken ik inmiddels wel. En een boegspriet. ‘Mooi,’ begin ik. Tien meter en zeventig centimeter, staat er in de specificaties. ‘Best groot ook! Vergeleken met onze huidige 26-voeter in ieder geval.’

We rijden naar Herkingen voor een bezichtiging. Eigenaar Koen ontvangt ons aan boord. Verwonderd tuur ik vanuit de kuip over het dek, ik kan niet wachten om binnen te kijken. Algauw blijkt Koen een man van de snelle actie: ‘Als jullie echt geïnteresseerd zijn, kunnen we gelijk een testvaart maken.’

Alsof de wind ons afluistert, jaagt er plots een vlaag door de haven. De masten klinken als muziekinstrumenten – maar dan zonder dirigent. Een kakofonie. Ze jengelen, alsof ze zeggen: wij willen ook buiten spelen. Nog nooit eerder heb ik op zo’n groot schip gezeild. ‘Oké,’ zeg ik. ‘Als jij denkt dat het kan.’

Voorzichtig persen we de ruim drie meter brede boot tussen de twee houten meerpalen door, varen het kanaaltje uit, draaien het Grevelingenmeer op en hijsen de zeilen. De zon schijnt. Algauw zijn we overtuigd, niet alleen vanwege de aantrekkende wind, maar vooral ook: dit gaat ons schip worden. We gaan nog schuiner en kruisen een stukje op naar de dijk, waarachter we wat windschaduw vinden. Dan kruisen ook onze blikken elkaar. Ik grijns. Niels kijkt bloedserieus, maar ik weet dat hij vanbinnen juicht. We denken dus hetzelfde en doen de dag erop een bod. Koen accepteert. Na de keuring wordt het officieel; het koopcontract en de lijst met kritische punten van de keurmeester gaan netjes in een opbergmapje. Drie jaar later, ergens midden op de Stille Oceaan, zal blijken dat deze lijst niet helemaal volledig was.

Als kersverse eigenaren van Black Moon turen we samen vanuit het puntbed door de kajuit. De salon is gevuld met twee lange banken en een uitklapbare tafel. Een navigatietafel met vhf-radio en allerlei schakelaars voor het boordnet. Een hoekkeukentje – dat we vanaf nu kombuis noemen – met cardanisch gasfornuis en oventje, zodat ze

met de boot meewiegen. Verder een ronde spoelbak en een ingebouwde koelbox. Achter het trappetje, om naar binnen of buiten te gaan, zit de dieselmotor verstopt. Links van de trap een deur naar het toilet. En rechts ervan een gangetje dat naar de achterkajuit leidt: een ideale hut waar een of zelfs twee kinderen kunnen slapen. Bij ons zal dat bed leeg blijven.

‘Wat een dijk van een schip, hè,’ zegt Niels trots. Hij haalt me uit mijn gedachten, ik hem uit bed. ‘Kom, opstaan! Onze vakantie is om voordat we er erg in hebben.’

De eerste bestemming na onze aankoop wordt de Mosselbank, een tweetal eilandjes tussen Herkingen en Bruinisse. Hier ontmoeten we vrijwel altijd onze trouwe zeilvrienden van Banjaard, een Friendship 26. Black Moon ligt nu naast de exacte kopie van onze vorige boot. Mathijs, Eefje en hun dochtertje Jules staan ons al op de steiger op te wachten. ‘Nou ja zeg, wat een gi-gan-tisch schip!’ roept Mathijs. ‘Zullen we maar bij jullie aan boord zitten dan?’ Het koffiegeleut loopt vanzelf over in een borrel en later de borrel in een bbq

Jules vraagt of ze even binnen in de kajuit mag kijken. Ik help haar de vier treden naar beneden. ‘Mam, ik heb een tunnel naar een geheime hut ontdekt,’ roept ze blij. Even later piept het luik achter ons open en steekt ze haar hoofd naar buiten. ‘Tadáá!’ Iedereen lacht. Die goocheltruc wordt dus nog minstens tien keer herhaald. Met een lichte kater overwegen we de volgende dag door de sluis van Bruinisse te gaan. Het doel van deze eerste vakantie met Black Moon is om via de Noordzee naar het Isle of Wight in Engeland te varen. Zo ver zijn we namelijk nog nooit gekomen. Maar noodweer, inclusief een hagelbui met stenen ter grootte van pingpongballen, houdt ons drie dagen lang op de Mosselbank gegijzeld. ‘Óók mooi,’ grapt onze buurman. We hebben slechts vijf mijl afgelegd, de haven is zelfs nog zichtbaar. ‘Zullen we dan maar een kopje koffie doen?’ grijnst Eefje. Ik knik: gezellig! ‘Morgen gaan we, hoe dan ook,’ zegt Niels beslist.

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.
Aarden op zee - Greetje Tops Inkijkexemplaar by HarperCollins Holland - Issuu